arrow_rightarrow_righticon_excelicon_pficon_ppticon_wordmagnifier

“Dat je over een theelepeltje zoveel kunt vertellen.”

In principe is de hulp die de VPTZ Land van Cuijk biedt, nachtzorg: de vrijwilligers waken van 23.00 tot 07.00 uur. De filosofie daarachter is dat de mantelzorger ’s nachts kan slapen en er overdag zelf voor de terminale naaste kan zijn. De laatste jaren is er meer vraag naar zorg voor overdag. Een vrijwilligster die daar honderduit over vertelt, is Nelly Hubers die sinds 2012 voor de VPTZ overdag inzetbaar is.

Vrijwilligerswerk in de nachtelijke uren geeft een andere belasting van het thuisfront dan wanneer er een ochtend of een middag vrijwilligerswerk gedaan wordt. Niet alleen wordt de avondrust verstoord als je om een uur of 10, half 11 je spulletjes pakt om weg te gaan, niet alleen ligt de echtgenoot (echtgenote) vervolgens alleen in bed, maar ’s morgens als iedereen in huis zich klaarmaakt voor de dag komt de vrijwilliger moe thuis en wil rust en stilte om toch nog wat slaap in te halen. Uiteraard is dit niet een beslissing die je kunt nemen zonder dat het thuisfront hier ook achter staat. Voor Nelly Hubers betekende dat, dat ze er voor koos om het mooie VPTZ-werk alleen overdag en in de avonduren te willen doen. “Ik heb besloten om in eerste instantie alleen maar overdag ingezet te willen worden. Ik heb het er met mijn man over gehad en hij vond het prima dat ik het wilde doen, maar ik merkte dat hij het voor ‘s nachts niet zo leuk vond. Hij heeft gewoon liever dat ik ’s nachts thuis ben. Overdag maakt het hem niet uit en of ik ’s avonds laat thuis kom maakt ook niet uit. Ik ben het nog aan het bekijken misschien als alles een beetje gewend is, dat ik op een gegeven moment ook wel ’s nachts ga waken”, vertelt Nelly. “Een voordeel van overdag is ook dat het niet zo lang achter elkaar is. Overdag werken we meestal met dagdelen van 4 uur in tegenstelling tot ’s nachts. Als we ’s avonds waken is het al wat langer, dan ben ik weleens van 17.00 tot 23.00 uur ingezet.” “Ik geniet ook wel van het huiselijke dat je overdag hebt, eens een kopje koffie zetten of de zorg voor het eten bijvoorbeeld. Het is ook fijn om te zien hoe de mensen leven: je zit toch maar bij iemand in de huiskamer en loopt een stukje met zijn leven mee. Daarom heb ik ook voor de VPTZ gekozen en niet voor een hospice. Nu zit je in de eigen thuisomgeving”, vertelt Nelly verder. “Ik weet niet of het overdag drukker is dan ’s nachts want ik heb dus nog niet ’s nachts gewerkt. Maar overdag zit je ook vaak alleen met de terminale patiënt. Want we zijn er ook zodat de mantelzorger weg kan, boodschappen doen of naar de kapper.

De lichamelijke verzorging samen met de medewerker van de thuiszorg vind ik mooi om te doen.” Nelly vertelt dat ze vroeger al wel graag verpleegster had willen worden, maar dat het leren haar tegenstond. Dat het zorgen toch bleef trekken, blijkt uit het feit dat ze de advertentie van de VPTZ voor vrijwilligers al enige jaren in het oog had voordat ze reageerde. De beslissing viel nadat ze haar moeder een tijdje had mogen verzorgen in de laatste fase van haar leven. Nelly merkte dat haar dat goed afging waarop ze besloot om daadwerkelijk te reageren op de advertentie. “Ik had gemerkt dat het zorgen voor mijn moeder goed was gegaan en mij dat goed had gedaan. Ook haar dood kon ik goed verwerken. De enige terughoudendheid die ik nog wel had was dat ik voorzichtig moet zijn voor mijn rug, omdat ik snel rugklachten heb. Maar de coördinator vertelde me dat we scholing zouden krijgen in hoe we mensen het beste in bed kunnen leggen en helpen met opstaan, dat soort dingen. En dat er dan veel aandacht is voor hoe je dat het beste kunt doen, ook voor jezelf. Tot nu toe gaat het ook heel goed. Ik let wel op en overleg wel met de mensen, ik ben bijvoorbeeld niet zo groot en heb een keer gewaakt bij een man die een stuk groter was dan ik. Hij wilde perse het bed uit. In eerste instantie wilde ik het afhouden maar hij werd steeds koppiger. Nou, toen heb ik het gedaan met alles wat ik geleerd heb en ik heb hem op het hart gedrukt dat hij voorzichtig moest zijn en dat we het samen moesten doen. Het is gegaan zonder dat ik last kreeg maar het was wel even heel spannend.”

De fysieke belasting is voor Nelly misschien een aandachtspunt maar de emotionele belasting is voor haar niet zo groot. “De dood hoort gewoon bij het leven. Ik heb wel situaties meegemaakt waar ik niet goed weg mee wist. Bijvoorbeeld een oudere meneer die gelijk de eerste middag dat ik bij hem was wilde dat ik een zoon van hem ging bellen, iets over een geldkwestie. Ik had al gemerkt dat zijn vrouw dit niet wist en niet wilde. Het is heel ingewikkeld dan, want wat moet je doen? Ik heb er die middag voor gekozen om het niet te doen waarop meneer erg boos op me werd en geen contact meer met me wilde. Dat zijn dan wel dingen die we kunnen nabespreken met de coördinatoren en in de vrijwilligerscontacten. Ik heb ervan geleerd dat er eigenlijk geen goed of fout is in zo’n situatie, dat je alleen maar steeds weer zorgvuldig moet afwegen en alleen maar kunt doen wat je op dat moment het beste lijkt. “Ik ben het soms ook helemaal niet eens met wat er gebeurt, maar ook dan moet je respecteren dat anderen andere keuzes maken. Zo was ik een keer bij een mevrouw die nog heel goed was, zelf uit bed kon en dergelijke. De laatste keer dat ik bij haar was nam ze heel hartelijk afscheid van me, omhelsde en kuste me om me te bedanken. Ik begreep het eigenlijk niet zo maar enkele dagen later hoorde ik dat ze geëuthanaseerd was. Zelf vond ik dat veel te vroeg maar wie ben ik om dat te beoordelen voor een ander?”

Nelly vindt van zichzelf dat ze niet zoveel te vertellen heeft als een ander. Ze vindt wel dat ze op de voorbereidingscursus geleerd heeft om opener te zijn. “Ik vond het tijdens de cursus wel heel moeilijk om over mezelf te vertellen want eigenlijk heb ik niet zo veel meegemaakt in mijn leven. Niet zo veel als de anderen in de groep, en ik vond het sowieso moeilijk om zo open te zijn. Het is heel gek, maar met de begeleiding in die groep lukt het dan toch. We moesten bijvoorbeeld een keer een dierbaar voorwerp meenemen en er over vertellen. Nou, ik had een theelepeltje van vroeger thuis mee. Wat is nou een theelepeltje en wat kun je daar nu over vertellen? Maar het ging erom wat het voor mij betekende en daardoor kon ik vertellen over mijn ouderlijk huis en mijn jeugd en dan krijg je toch die intieme en open sfeer waar je anders niet zo snel bijkomt”, legt Nelly uit. En dat die intentie slaagt, blijkt direct: ook bij de schrijver wordt een gevoelige snaar geraakt.

13nelly